Recensies
CD CHANCE AND CHANCE - CASCO 008 - 2022
"Ik heb altijd een zwak gehad voor het klassieke jazztrio – piano, bas en drums, vooral als ze op avontuur gaan, zoals het Blue Lines Trio, dat improvisatie fraai combineert met compositie en verrassend genoeg ook met swing en met humor.
Michiel Scheen is de pianist, geboren in 1963, Raoul van der Weide de bassist, geboren in 1949, dus dan hebben we het over zestigers en zeventigers, terwijl de Britse drummer, George Hadow, net dertig is. Maar de drie hebben samen een klik die je zelden hoort, en een energie die alle kanten op stuitert.
Heerlijke muziek waar je eigenlijk niet veel woorden aan vuil hoeft te maken – het swingt, het is spannend en verrassend, je hoort het speelplezier aan alle kanten erafspatten en je mag erom lachen, want het is ook nog eens erg leuke muziek. Puur genieten dus."
(Holly Moors)
(Holly Moors)
Jazzword.com, juli 2023
De tripartiete expressie en grillige humor van het Amsterdamse Blue Lines Trio past de groep als een goed kledingstuk. Het album bevat 15 (!) selecties, waarvan de meeste zijn gecomponeerd door de twee Nederlandse leden, pianist Michiel Scheen en bassist Raoul van der Weide, ingevuld met bijdragen van de Australische-in-Nederland-wonende drummer George Hadow. De routiniers uit de geavanceerde muziekscene van de stad beginnen het album met de kinetische en bijna honky-tonk bounce van "Diddleville" en houden de dynamiek gedurende het hele stuk vast. Net als andere tracks op deze plaat draait dit stuk om de spiccato frasering van de bassist, de veerkrachtige shuffles van de drummer en de nadrukkelijke akkoorden en stop-start-pulseringen van de pianist. Net als Thelonious Monk, wiens onverwachte hoekige terzijdes hij soms nabootst, brengt ook Scheen subtiele humor in de nummers. In sommige stukken wordt je oor voor de gek gehouden doordat het volgehouden ene tempo plotseling wordt gewijzigd voor een ander. Dit komt ook tot uiting in de allerlaatste naamloze track: 37 seconden stilte gevolgd door drie seconden piano-gestuurde swing. De composities worden aangeduid met titels en de improvisaties meestal met nummers, maar allen zijn voorzien van een zelfde soort voortstuwende energie. Dus een dreunende baslijn, kronkelende toetsenbordpatronen, aangevuld door uitgebalanceerde accenten en roffels van de drums kunnen kenmerkend zijn voor een improvisatie. Composities als “Clouds And Sunny Chunks” en “Vacuumville” evolueren met dezelfde kracht. Op de eerste, harde klappen van de drums worden heldere pianopatronen geplaatst, die als het ware in zichzelf terugkeren voordat ze verder gaan. "Vacuumville" begint met een haast 'diagonaal' lopende baslijn, die vervolgens langs de alle bekende toonladders glijdt, vergezeld door percussief snaren geknal. Ondertussen kronkelt de pianist buigzame motieven tot een intermezzo dat het stuk voltooit met staccato akkoorden en ruim pedalenwerk. Waarschijnlijk is de meest effectieve demonstratie van de strategie van de groep "Improvisation 2159", waarin de pianist bewegelijke akkoorden aaneen breit tot guirlandische variaties, gevolgd door col legno baswerk van Van der Weide en 'slaps and pops' van Hadow. Net wanneer het lijkt alsof het definitieve verhaal is vastgesteld, beweegt Scheen zijn solo naar een ragtime-achtige 'omleiding' die de aanvankelijke lineaire beweging in een onverwachte balans brengt.
(Ken Waxman)
(Ken Waxman)
Jazzbulletin, juni 2023
Het Blue Lines Trio bestaat tien jaar en dat vieren ze met een tweede CD na hun debuut in 2014. Oudgediende bassist Raoul van der Weide (1949) speelde al vaak in diverse samenstellingen met iets-minder-oudgediende pianist Michiel Scheen (1963). Met drummer George Hadow (1992) zijn nu drie generaties op een wonderlijk passende wijze verenigd. Composities van Scheen en Van der Weide worden afgewisseld met vrije improvisaties die coherent klinken als nummers. Het is heldere klare muziek, met oor voor elkaar. Het swingt soms ongegeneerd maar blijft inventief in thema's, solo's en samenspel. Chance and change: een grote verandering ten opzichte van de eerste CD is het niet, maar wel een prima kans om dit trio opnieuw te beluisteren.
Downbeat, februari 2023
De jazz-sound van het multiculturele Amsterdam is de afgelopen decennia flink veranderd, maar 'Chance and change' (Casco 008, 62:50, ****), het tweede album van het multi-generationele Blue Lines Trio, grijpt terug naar het gouden tijdperk van de New Dutch Swing. Meer dan de helft van de nummers die pianist Michiel Scheen, bassist Raoul van der Weide en drummer George Hadow spelen, is volledig geïmproviseerd, maar dat betekent niet dat de groep haar blijvende liefde voor swing verzaakt. In feite is de kloof tussen pittige 'originals' zoals de uitbundige opener "Diddleville" en spontane excursies met bedrieglijk beschrijvende titels zoals "Improvisation 2155", veel kleiner dan je soms zou verwachten dankzij hun innige en razendsnelle onderlinge communicatie. Hadow roept de meedogenloze, veerkrachtige voortstuwing van Han Bennink op, terwijl Scheens granietharde touché de felle ritmische drive van het trio versterkt en akkoorden ontketent die splinteren en sprankelen. Van der Weide weet zijn warm geïntoneerde baslijnen iets wezenlijk menselijks mee te geven en maakt ze melodisch onweerstaanbaar.
Ook al improviseert het trio volkomen vrij, het gebeurt allemaal binnen een onverstoorbaar continuüm.
(Peter Margasak, over Euro Jazz)
Jazzism - december 2022
Het Blue Lines Trio van pianist Michiel Scheen, bassist Raoul van der Weide en de nog steeds jeugdig aandoende drummer George Hadow lijkt op een nieuw plateau te zijn beland. Scheen lijkt met de jaren harder te zijn gaan swingen, maar niet op de bedaagde manier die het zo goed doet in hotellobby's. Veeleer is zijn timing een extra parameter in de spanningsbogen die hier in bijna alle stukken lekker kort gehouden wordt. Meer dan op het vorige Blue Lines Trio-album uit 2012, vormen de drie muzikanten een eenheid waarin de individuen niet los van elkaar lijken te kunnen opereren. De korte stukken gecomponeerd door Van der Weide en Scheen worden onderbroken door spontane improvisaties die qua intensiteit en logica niet voor de vaste thema's onderdoen. De thema's van de geschreven stukken zijn aangenaam transparant en onomwonden zonder gekunstelde aandachttrekkerij. Ook lijken de drie muzikanten hun plaats te kennen in het geheel zonder zich in het groepsproces in te hoeven houden. Het groepsgeluid is de muzikale tegenhanger van de klare lijn zonder streng te zijn. Een uitzondering vormt de laatste improvisatie, Improvisation 2161 dat door zijn gewriemel niet zo transparant klinkt als de overige stukken. Dat juist dit stuk overgaat in het stemmige Home maakt van dit laatste stuk een mooie afsluiting. Dat er hierna, na een flinke stilte nog een verborgen vijftiende track met de laatste frasen van een stuk komt is humor die ik niet kan plaatsen.
(Ken Vos)
International Piano Magazine, najaar 2022
In de linernotes roept Kevin Whitehead de vraag op: 'Free-jazz: is het goed als het swingt?' Het antwoord van het Blue Lines Trio is volmondig bevestigend: ze willen de mogelijkheden van vrije muziek verbreden. Vaak wordt op een groove gebaseerd thematisch materiaal afgewisseld met passages met vrije improvisatie. Zo heeft de opening 'Diddleville', een van de vier composities van pianist Michiel Scheen, een pakkend thema en een aanstekelijke groove, waarbij de pianist sprankelend en veerkrachtig is. Het wordt gevolgd door 'Improvisation 2153', een evenzo flonkerende vrije improvisatie – een van de vele. 'Iggy Abdul' van Raoul van der Weide is een angstaanjagende, misterioso vamp-gebaseerde vreugdevolle groove. In het melancholische 'Culture Boy' – geïnspireerd op Nat King Cole's hit 'Nature Boy' – is de melodie grotendeels op bas. 'Traces' evolueert naar een vrolijk 6/8 gevoel, terwijl 'Vacuumville' weer gebaseerd is op een memorabele riff.
Scheen, die in 2012 toetrad tot Blue Lines Trio, studeerde bij de Nederlandse meester Misha Mengelberg aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Zijn spel is scherp en briljant, met een aanleg voor kwikzilver wisselingen van stemming en stijl, en onmiddellijke ritmische richtingsveranderingen. Zoals de Britse drummer George Hadow van het trio opmerkt, laten ze zich inspireren door het anarchistische, absurdistische, theatrale ethos van de Nederlandse geïmproviseerde muziek. Zo worden in 'Improvisation 2155' haast onmogelijke schrijfmachineritmes aangeboord; in hetzelfde nummer zorgt een grote gedroogde Gambiaanse peulvrucht, ingeklemd tussen bassnaren voor West-Afrikaans geratel. Een uitstekende release van een trio dat meer erkenning verdient.
(Andy Hamilton)
Squidco.com, november 2022
Het vrij swingende Nederlandse pianotrio van Michiel Scheen op piano, Raoul van der Weide op contrabas, kraakdoos en geluidsobjecten en George Hadow op drums, presenteert een set van levendige en uitbundige improvisaties, een mix van gecomponeerde en collectief geïmproviseerde stukken die traditie en vrijheid samenbrengen, met melodie en abstractie, terwijl ze duidelijk zelf ook genieten van hun speelse benadering van creatieve jazz.
(Phil Zamora)
CD BLUE LINES TRIO - CASCO 002 - 2014
"Dit trio is het nieuwe vehikel voor het post-Monkiaanse improviseerwerk van pianist Michiel Scheen. Contrabassist is de spaarzaam articulerende Raoul van der Weide, drummer de jonge George Hadow. De jonge Engelsman is een goed doserende en vooral origineel fraserende slagwerker die ongetwijfeld een grote toekomst tegemoet gaat. Scheen heeft zeven, qua vorm spannende composities bijeen gebracht, van hemzelf, van Paul Termos, en van Van der Weide. Het zijn vooral heldere, vaak ietwat kale stukken waarin Scheen grote contrasten kan inbouwen, soms vloeiend, dan weer met horten en stoten. De vijf spontane improvisaties zijn ook effectief omdat de musici elkaar aanvullen en zich in kunnen houden tot een eenduidige, gezamenlijke richting gevonden wordt, zonder dat de spanning oplost. Het live in het Bimhuis opgenomen album is een fraaie verzameling van stukken waarvan er geen voorspelbaar eindigt."
(Ken Vos)www.enola.be
En plots komt vanuit Amsterdam dit kleinood aangewaaid. Drie generaties improvisatoren met een handvol sprankelende composities en tintelende vrije improvisaties, geworteld in de Nederlandse traditie, maar met meer dan voldoende pit en inventiviteit om te kunnen spreken van een eigen stijl en een pracht van een debuutplaat.
Het Blue Lines Trio verenigt pianist Michiel Scheen met bassist en grafisch artiest Raoul van der Weide, beiden muzikanten met een uitgebreide voorgeschiedenis, en met de jonge Britse drummer George Hadow, die sinds 2012 in de Nederlandse hoofdstad actief is en intussen met zowat iedereen die dat zag zitten heeft gespeeld, van Terrie Ex en Andy Moor tot John Dikeman, Yedo Gibson en vele anderen. Van der Weide speelde niet zo heel lang geleden ook nog met die Dikeman, maar is sowieso een muzikant die in de meest uiteenlopende contexten opduikt en zelf ook een handje toesteekt bij de organisatie van concerten in zijn stad.
Scheen is in België niet echt bekend (of hebben we iets gemist?), maar bleef vreemd genoeg ook in Nederland onder de radar. En dat terwijl hij toch al heel wat ervaring heeft aan de zijde van onder meer Maarten Altena, Ab Baars, Ig Henneman en Tobias Delius, met wie hij een duo vormt. Op deze eerste cd, vakkundig opgenomen in het Bimhuis door Arnold de Boer, verenigt de band verschillende insteken en invloeden in een eclectische melange zodat er zowel in aanstekelijke jazz als in stekelige improvisatie wordt rondgedobberd. De grote variatie en de doorgaans compacte stukken zorgen voor een zeer verteerbare en geanimeerde plaat die nergens onder zijn gewicht bezwijkt en steeds een air van speelsheid blijft uitademen.
Scheen neemt zelf een derde van de stukken voor zijn rekening en tekent meteen voor een behoorlijk sterke rij composities. Zo gaat opener “Solid” uitbundig en bijna feestelijk van start met een combinatie van blues en Mengelberg op een bedje van lekker kletterende drums. Wat later lijkt het alsof de geesten van Monk en Jaki Byard door het stuk waren, met beknopte versnellingen, stuiterende ritmes en een aanstekelijke, lillende dynamiek. Het nerveus botsende “Idols”, met zingend baswerk van van der Weide, is een compact stukje energie binnen een knap uitgewerkte driehoeksverhouding.
Ook de resterende composities vormen een mooie tegenstelling: “Stumble” is ondanks de titel best een statig stuk, op een rollende en ronkende ritmesectie, terwijl de ultrakorte ballade “Sigh” vooruitgeborsteld wordt door Hadow en ironievrij blijft. De stukken worden mooi aangevuld door twee composities van de Nederlandse saxofonist Paul Termos. “Kop Op” heeft aanvankelijk iets van Monks “Well You Needn’t”, maar verkent zijn eigen kleurrijke oorden vol getrippel en gestamp, terwijl “Dark Goeree” teert op een lome soulgroove van een haast kinderlijke eenvoud. Maar het werkt, temeer omdat Scheen binnen dat relatief beperkte kader wel mooie dingen uithaalt.
(Guy Peters)
Weblog Jazz Music Reviews
Soms kunnen nieuwe CD-producties met Nederlandse jazz en geïmproviseerde muziek kunnen je bijzonder verrassen. Het Amsterdamse Blue Lines Trio is een samenwerkingsverband tussen drie generaties musici en lijkt een goed ingespeelde groep te zijn. Michiel Scheen speelde een aantal jaren bij het Maarten Altena Ensemble en werkt naast dit trio regelmatig met saxofonist en klarinettist Tobias Delius en in het Jan Nijdam Kwartet. Raoul van der Weide heeft veel samengewerkt met Guus Jansen en werkt nu met John Dikeman en Klaus Kügel, daarnaast speelt hij veel improvisatiesessies met de jongste generaties musici die Nederland bezoeken of er wonen. George Hadow is een jonge Britse drummer die speelt met het Galm Quartet en in korte tijd geheel ondergedompeld is in de Amsterdamse improvisatie-scene.
‘Blue Lines Trio’, het debuutalbum van het Blue Lines Trio (met de jonge Engelse drummer George Hadow als subtiele nummer drie) zal bij het grote publiek opnieuw geen deuk achterlaten. Desalniettemin staat de cd vol met fijnproeversmuziek. Naast een aantal composities van Scheen en één van Van der Weide bevat de plaat vijf improvisaties (die slechts een nummer hebben meegekregen) en twee stukken van Paul Termos. Scheen en Van der Weide zijn beiden pleitbezorgers van het compositorisch oeuvre van de in 2003 overleden saxofonist en componist. Terecht, zo blijkt uit het Misha Mengelberg-achtige ‘Kop op’ en de smeuïge souljazz-pastiche ‘Dark Goeree’. De stukken passen het trio als een handschoen en sluiten naadloos aan op de composities van Scheen, die met het Leo Cuypers-achtige ‘Solid’ en de prachtige ballad ‘Sigh’ overtuigende proeven van bekwaamheid aflevert. Ik gun het Blue Lines Trio de doorbraak hiermee zeker.
Weblog Vera Vingerhoeds
De debuut-CD van dit trio is opmerkelijk. Er staan composities op, muzikale thema’s die fungeren als een opstap voor improvisaties en er staan geheel geïmproviseerde stukken op. Wat over het geheel gezegd kan worden is dat de musici zeer goed naar elkaar luisteren en elkaar de ruimte geven.
Veel vrij geïmproviseerde muziek klinkt zo vol dat de luisteraar zijn focus kan verliezen, maar op deze CD zijn de improvisaties glashelder. De musici nemen blijkbaar spontaan een muzikale bouwsteen bij de hand en werken dat zorgvuldig uit. Dat wordt niet saai; regelmatig brengen ze contrasterend materiaal in om het muzikale proces te verversen. En dat biedt weer de mogelijkheid om dat wat ze eerder gespeeld hebben te herhalen, wat structuur geeft aan de improvisatie. Dat hoor je niet vaak! Is dit misschien een nieuwe vorm van ‘instant componeren’? Het aanvankelijke muzikale motief bepaalt het karakter van het stuk, waardoor geen enkel stuk op een ander lijkt. Elke improvisatie heeft een eigen identiteit, klank en karakter.
Het ritmische concept van het trio is nogal bijzonder: zijzelf noemen het “stuiterende swing” en “dribbel-swing”, een merkwaardige mix van jazz-swing en vrij pulserende muzikale beweging. Zoiets als drie paarden in een paardenspan die niet gedrild zijn om op militaristische wijze precies gelijk te lopen, maar meer het-bij-elkaar-blijven met ieder voor zich op een eigen drafje. Drie aparte, individuele, maar aan elkaar gerelateerde, ritmische “lijnen”.
Een ander opvallend kenmerk van de muziek van het trio is hun melodische en harmonische alertheid. Al improviserend weten zij op miraculeuze wijze dezelfde toonhoogten te treffen. Dat hoor je ook niet vaak in vrij geïmproviseerde muziek.
Dit alles maakt de CD een zeer gevarieerd en kleurrijk geheel.
De composities, de thema’s zijn uiteraard grotendeels genoteerd en gearrangeerd. De ene lijkt op bebop en souljazz (in het geval van de twee stukken van de in 2003 overleden saxofonist en componist Paul Termnos), of post-bop, post-free-jazz en soms zelfs als hedendaags gecomponeerde muziek. Invloeden van Thelonious Monk, Cecil Taylor, Olivier Messiaen, Oscar Pettiford, Charles Mingus, David Izenzon, Paul Motian and Han Bennink zijn traceerbaar.
“Solid” begint als een post-bop-blues-vrije-puls-en-dribbel-swing compositie, maar wordt plotsklaps onderbroken door een staccato improvisatie die daarna in losgeslagen Monk piano variaties belandt. Het bevat een grappige “Sailt Peanuts” referentie.
“Improvisation 538” begint met gestreken bas met tonale associaties, waarop de piano soortgelijke boventoongeluiden produceert door in de vleugel aan de snaren te plukken en de drums de vellen en bekkens met brushes beroert.
Paul Termos’ stuk “Kop op” is een metselwerkje van bebop frasen, die in een drumsolo uitmondt. Deze wordt ‘aangevallen’ met brokkelige interventies van bas en Cecil Taylor-achtig pianospel. Niet meteen een logische aanpak en wellicht van te voren bedacht (vandaar dat dit stuk mij het minst bekoort), maar de terugkeer naar het thema is na de keiharde free-jazz dan wel weer een verrassend verlichtend moment.
“Idols” bevat piano-akkoorden die ik niet kan ontcijferen (maar ja, ik ben slechts een amateur pianist), die ver weg staan van zowel clichématige II-V-I jazzprogressies als gratuite free-jazz clusters. Het lijkt een harmonisch idioom op zichzelf. Het ritmische unisono dat Hadow in het thema op drums speelt is magistraal en verbindt het geschrevene met de spontane improvisatie die later in het stuk plaatsvindt. Ik hou van zo’n aanpak!
“Not yet” van Van der Weide is een vredig rustpunt op de CD. Het thema is een continue variatie van vier noten, maar heeft niets te doen met zogenaamde ‘minimal music’. Het is meer een radarwerk dat leidt tot ruimtelijke improvisaties die de tijd lijken op te rekken. Met prachtig boventonenspel van bas en bekkens en Messiaen-achtige harmonieën op piano.
In “Ingredients 539” pakken de trioleden het mainstream jazz idioom bij de kladden, maar spelen daar ongedwongen als vrolijke kleuters mee. De opzettelijk veel te lange bassolo-lijn van Raoul van der Weide is hilarisch! Het is een belachelijke, uit de voegen gebarsten jazzpastiche, maar wel smaakvol.
“Stumble” is een muzikale hartekreet, bluesy free-jazz, met opeens een herinnering aan het pianospel van de Zuid-Afrikaanse pianist Abdullah Ibrahim. Uitzonderingen daargelaten, de Nederlandse impro-scene staat niet zo bekend om dit soort ‘direct uit het hart’ spel.
“Sigh”, een ballad met Ellingtoneske akkoorden en warmte, sluit de CD af. Voor de liefhebber is er een compositorisch aardigheidje te horen: de melodie is geheel chromatisch, met aan het einde van elke frase een “gigantische” melodische sprong van wel een hele kleine terts!
Door zorgvuldig en herhaald te luisteren worden meer intelligente muzikale grapjes, die op de hele CD voorkomen, onthult. Ze zijn meer verborgen dan expliciet. De wellicht typische Nederlandse ironie binnen de geïmproviseerde muziek staat hier minder op de voorgrond. Ik zou zelfs durven zeggen dat de ironie naar een ander, abstracter niveau getild wordt. Maar dit kan alleen ontdekt worden door aandachtig deze CD meerdere malen te beluisteren.
Al met al een goede tijds- en geldbesteding! Voor slechts €10,- heb je uren muzikaal genot. Het Blue Lines Trio voegt een nieuwe tak toe aan de stamboom van de jazz en geïmproviseerde muziek!
(Chris Naat)
Webmagazine JazzflitsBassist Raoul van der Weide heeft een goed oor voor het opzoeken van eigenzinnige pianisten. De bekendste uit het rijtje is natuurlijk Guus Janssen, maar naast Frank van Bommel (As If Trio) rijgt hij nu ook Michiel Scheen aan zijn ketting. En net als Van Bommel is Scheen zo’n muzikant die op onverklaarbare wijze nooit een heel grote naam heeft gekregen. Af en toe duikt hij op met een nieuwe groep, maar verder dan de status van ‘musician’s musician’ lijkt hij niet te komen. Dat is op zich mooi, maar de kachel kan er niet van roken.
(Herman te Loo)
Weblog Vera Vingerhoeds
Onverwachte afslagen, dribbelswing & ontregelende jazz
Het Blue Lines Trio werd in 2012 gevormd door pianist Michiel Scheen. Het brengt drie generaties van improvisatoren bijeen. Met veel overtuiging stort de groep zich in situaties waarbij er niet persé richting en houvast zijn: muzikaal op avontuur dus. Ergens beginnen en niet weten waar je uitkomt. Het trio is erg aan elkaar gewaagd. Alle drie kunnen ze de muzikale vrijheid aan; ze blijven ook in de vrije improvisaties heel goed naar elkaar luisteren en samen-spelen.
De muziek op deze debuut-cd is een selectie uit het ruime repertoire van het trio, dat vol zit met muzikale wendingen, onverwachte afslagen, ontregelende muziek, dribbelswing en vrije klankexploraties.
Dat Michiel Scheen schatplichtig is aan de hoekige swing en van Thelonious Monk en de ontregelende jazz van Misha Mengelberg is goed te horen in een aantal stukken, bijvoorbeeld in Solid. Daarnaast staan er ook geheel vrije improvisaties op de CD.
In de jaren 1986 tot 1999 werkte Michiel Scheen samen met vele music in de vrijere improvisatiemuziek. Hij speelde o.a. met Ab Baars, Han Bennink, Jaap Blonk, Anthony Braxton, Tobias Delius, Cor Fuhler, Gerry Hemingway, Wiek Hijmans, Guus Janssen, George Lewis, Misha Mengelberg, Roscoe Mitchell, Butch Morris. Na een retraite van een aantal jaren formeerde Scheen in 2004 een kwartet met Ab Baars, Han Bennink en Ernst Glerum. Op het ogenblik speelt hij regelmatig in duo-formatie met saxofonist en klarinettist Tobias Delius en met het Jan Nijdam Kwartet.
(Vera Vingerhoeds)